Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Ik weet uw werken, en verdrukking, en [24]armoede (doch gij zijt [25]rijk), en [26]de lastering dergenen, die [27]zeggen, dat zij Joden zijn, en [28]zijn het niet, maar zijn [29]een synagoge des satans. 24. Namelijk door de beroving van uwe goederen in de verdrukking. 25. Namelijk naar den geest, of naar de geestelijke en hemelse goederen, die geen vervolgers kunnen ontnemen; Matth.6:19. 26. Namelijk waarmede zij Christus als een verleider, en Zijn gemeente als vijanden der wet, afvalligen van Mozes en als oproermakers lasteren; gelijk doorgaans in het Evangelie en in de Handelingen der Apostelen voorkomt, en zij onder dezen dekmantel de christenen vervolgden. Zie Hand.13:50, en Hand.14:2, en elders. 27. Dat is, roemen dat zij Joden zijn en dienvolgens Gods volk en ijveraars voor de wet; Rom.2:17, enz. 28. Dat is, zijn geen rechte Joden, noch Abrahams kinderen, gelijk zij roemen, maar zijn kinderen des duivels, wiens werken zij navolgen; Joh.8:39, enz. 29. Dat is, vergadering. Daar de Joden hun vergaderingen of gemeenten synagogen noemden, zo gebruikt daarom de Evangelist dit woord.